Hier zijn enkele wiskundige uitdrukkingen van 7 letters, met een uitleg van elk:
- Wortel – Het vierkantwortelteken, √, wordt gebruikt om de vierkantswortel van een getal te vinden. De vierkantswortel van een getal is het getal dat, met zichzelf vermenigvuldigd, het oorspronkelijke getal oplevert. Bijvoorbeeld, de vierkantswortel van 16 is 4, omdat 4 x 4 = 16.
- Optellen – Optellen is een wiskundige bewerking waarbij twee of meer getallen worden gecombineerd om een nieuw getal te vormen. Het symbool voor optellen is +. Bijvoorbeeld, 2 + 3 = 5.
- Aftrekken – Aftrekken is een wiskundige bewerking waarbij een getal van een ander getal wordt afgetrokken om een nieuw getal te vormen. Het symbool voor aftrekken is -. Bijvoorbeeld, 5 – 3 = 2.
- Vermenigvuldigen – Vermenigvuldigen is een wiskundige bewerking waarbij twee of meer getallen worden gecombineerd om een nieuw getal te vormen. Het symbool voor vermenigvuldigen is *. Bijvoorbeeld, 2 x 3 = 6.
- Delen – Delen is een wiskundige bewerking waarbij een getal door een ander getal wordt gedeeld om een nieuw getal te vormen. Het symbool voor delen is /. Bijvoorbeeld, 6 / 3 = 2.
- Machtsverheffen – Machtsverheffen is een wiskundige bewerking waarbij een getal tot een bepaalde macht wordt verheven. Het symbool voor machtsverheffen is ^. Bijvoorbeeld, 2^3 = 8, omdat 2 x 2 x 2 = 8.
- Worteltrekken – Worteltrekken is een wiskundige bewerking waarbij de wortel van een getal wordt gevonden. De wortel van een getal is het getal dat, tot een bepaalde macht verheven, het oorspronkelijke getal oplevert. Bijvoorbeeld, de derdewortel van 8 is 2, omdat 2^3 = 8.
- Logaritmeren – Logaritmeren is een wiskundige
bewerking waarbij de macht wordt gevonden waarmee een getal moet worden verheven om een bepaald ander getal te verkrijgen. Het symbool voor logaritmeren is log. Bijvoorbeeld, log(100) = 2, omdat 2^2 = 100.
- Differentiëren – Differentiëren is een wiskundige bewerking waarbij de afgeleide van een functie wordt gevonden. De afgeleide van een functie geeft de verandering in de waarde van de functie aan per verandering in de onafhankelijke variabele. Bijvoorbeeld, de differentiaal van de functie f(x) = x^2 is 2x.
- Integreren – Integreren is een wiskundige bewerking waarbij de integraal van een functie wordt gevonden. De integraal van een functie geeft het gebied onder de grafiek van de functie aan. Bijvoorbeeld, de integraal van de functie f(x) = x^2 is 1/3x^3.
- Sinus – Sinus is een wiskundige functie die de hoogte van een rechthoekige driehoek voorstelt, waarbij de hypotenusa 1 is en de hoek tegenover de hoogte de hoek is waarvan de sinus wordt berekend. Het symbool voor sinus is sin. Bijvoorbeeld, sin(30°) = 1/2.
- Cosinus – Cosinus is een wiskundige functie die de basis van een rechthoekige driehoek voorstelt, waarbij de hypotenusa 1 is en de hoek tegenover de basis de hoek is waarvan de cosinus wordt berekend. Het symbool voor cosinus is cos. Bijvoorbeeld, cos(30°) = √3/2.
- Tangens – Tangens is een wiskundige functie die de overstaande zijde van een rechthoekige driehoek gedeeld door de aanliggende zijde voorstelt. Het symbool voor tangens is tan. Bijvoorbeeld, tan(30°) = 1/√3.