De besmettelijkheid van iemand met COVID-19 is het grootst in de eerste week na het begin van de klachten. De kans dat je anderen besmet is het grootst op de dag dat je klachten starten. Vroegtijdige isolatie is dus heel belangrijk om de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan.
Volgens de richtlijnen van het RIVM kan iemand met COVID-19 tot 10 dagen na de diagnose besmettelijk zijn. Dit is gebaseerd op onderzoek naar de aanwezigheid van het virus in de luchtwegen. De kans op besmetting neemt af naarmate iemand langer symptomenvrij is.
Er zijn echter ook aanwijzingen dat mensen met COVID-19 ook besmettelijk kunnen zijn zonder symptomen. Dit wordt aangetoond door onderzoek naar de aanwezigheid van het virus in de ontlasting. De kans op besmetting door contact met ontlasting is echter klein.
De volgende factoren kunnen de besmettelijkheid van iemand met COVID-19 beïnvloeden:
- De ernst van de klachten: mensen met milde klachten zijn over het algemeen minder besmettelijk dan mensen met ernstige klachten.
- De hoeveelheid virus in de luchtwegen: hoe meer virus er in de luchtwegen zit, hoe groter de kans op besmetting.
- De duur van de blootstelling: hoe langer iemand in contact is met iemand met COVID-19, hoe groter de kans op besmetting.
Om de verspreiding van COVID-19 te voorkomen, is het belangrijk om de volgende maatregelen te nemen:
- Houd afstand van anderen (minimaal 1,5 meter).
- Draag een mondkapje in publieke binnenruimtes.
- Was je handen regelmatig met water en zeep of gebruik handdesinfectiemiddel.
- Hoest en nies in je elleboog.
- Vermijd contact met mensen die ziek zijn.
Als je symptomen van COVID-19 hebt, blijf dan thuis en laat je testen.