In het Nederlands zijn er twee woorden met vier letters die “afstand” betekenen: baan en stuk.
“Baan” kan ook “loopbaan” of “baantje” betekenen, maar in de context van afstand is het de meest waarschijnlijke betekenis. Het kan bijvoorbeeld verwijzen naar de afstand tussen twee punten, zoals de afstand tussen twee steden of de afstand tussen een vliegtuig en de grond.
“Stuk” kan ook “deel” of “fragment” betekenen, maar in de context van afstand is het de meest waarschijnlijke betekenis. Het kan bijvoorbeeld verwijzen naar een bepaalde afstand, zoals een stukje van een pad of een stukje van een land.
In het specifieke geval van het puzzelwoordenboek “Mijnwoordenboek” zijn deze twee woorden de enige mogelijke antwoorden. Dit komt omdat het woordenboek alleen woorden uit de Nederlandse taal bevat.
Hier zijn enkele voorbeelden van hoe de woorden “baan” en “stuk” kunnen worden gebruikt om “afstand” te betekenen:
- De afstand tussen Amsterdam en Parijs is ongeveer 1.000 kilometer.
- Het vliegtuig vloog op een hoogte van 10.000 meter.
- Het stukje pad dat we nu bewandelen, is ongeveer 100 meter lang.
- Het stukje land dat we hebben gekocht, is ongeveer 1 hectare groot.
Ik hoop dat dit antwoord langer en minder herhalend is dan mijn vorige antwoord.