De past simple is de onvoltooid verleden tijd in het Engels. Het wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden hebben plaatsgevonden.
Er zijn twee hoofdregels voor het maken van de past simple:
- Reguliere werkwoorden krijgen de uitgangen -ed aan de stam.
- Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vervoeging.
Reguliere werkwoorden
De meeste werkwoorden in het Engels zijn regelmatig. Om de past simple van een regelmatig werkwoord te maken, voeg je de uitgangen -ed aan de stam toe.
Stam | Past simple |
---|---|
walk | walked |
talk | talked |
play | played |
eat | ate |
drink | drank |
Onregelmatige werkwoorden
Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vervoeging die je moet onthouden. Hier zijn enkele veelvoorkomende onregelmatige werkwoorden:
Werkwoord | Past simple |
---|---|
be | was/were |
do | did |
have | had |
go | went |
see | saw |
Voorbeelden
- Reguliere werkwoorden
- I walked to the park yesterday.
- We talked about it for hours.
- The children played outside all day.
- I ate a sandwich for lunch.
- He drank a lot of water.
- Onregelmatige werkwoorden
- I was at the store.
- They did their homework.
- He had a good time.
- We went to the beach.
- I saw a movie.
Gebruik
De past simple wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden hebben plaatsgevonden. Het wordt vaak gebruikt in combinatie met de volgende tijdadverbia:
- Yesterday
- Last week
- Last year
- In 2023
- In the past
Voorbeelden
- I went to the store yesterday.
- We saw a movie last week.
- He had a good time last year.
- I was at the park in 2023.
- I ate a sandwich in the past.
Verwarring met de present perfect
De past simple kan soms verward worden met de present perfect. De present perfect wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden hebben plaatsgevonden, maar die verband houden met het heden.
Voorbeelden
- Past simple: I ate a sandwich for lunch. (Ik at een sandwich voor de lunch.)
- Present perfect: I have eaten two sandwiches today. (Ik heb vandaag twee sandwiches gegeten.)
In het eerste voorbeeld is de actie in het verleden gebeurd en is er geen verband met het heden. In het tweede voorbeeld is de actie ook in het verleden gebeurd, maar heeft deze een invloed op het heden. Ik heb namelijk nog steeds twee sandwiches gegeten.
Conclusie
De past simple wordt gebruikt om acties of gebeurtenissen te beschrijven die in het verleden hebben plaatsgevonden. Er zijn twee hoofdregels voor het maken van de past simple:
- Reguliere werkwoorden krijgen de uitgangen -ed aan de stam.
- Onregelmatige werkwoorden hebben een eigen vervoeging.
De past simple wordt vaak gebruikt in combinatie met tijdadverbia die aangeven dat de actie in het verleden heeft plaatsgevonden.