Het vogelverblijf is een stille plek. De vogels zwijgen, het is onrustig. De noot ligt daar, op de grond. Hij is klein en onopvallend. Niemand lijkt hem te zien.
Een vogel komt op de noot af. Hij kijkt ernaar, maar hij lijkt hem niet te herkennen. Hij pikt er even aan, maar dan vliegt hij weer weg.
Een andere vogel komt kijken. Hij pikt ook aan de noot, maar hij vindt hem niet lekker. Hij laat hem vallen en vliegt weg.
De noot ligt daar nog steeds. Hij is eenzaam en verloren. Hij weet niet waar hij heen moet.
Plotseling komt er een kind aangelopen. Het kind ziet de noot en pakt hem op. Het kind kijkt ernaar en glimlacht. Het kind weet dat de noot een cadeautje is.
Het kind gaat naar huis en legt de noot in zijn kamer. Het kind legt de noot op zijn bed en kijkt ernaar. Het kind is blij met de noot. De noot is niet meer alleen en verloren. Het kind heeft hem gevonden.
Het kind gaat naar bed en valt in slaap. Het kind droomt van de noot. Het kind droomt dat de noot een magische noot is. De noot kan alles wat het kind maar wil.
In de droom kan het kind vliegen. Het kind kan praten met dieren. Het kind kan de wereld verkennen. Het kind is gelukkig in zijn droom.
Het kind wordt wakker en kijkt naar de noot. Het kind glimlacht. Het kind weet dat de noot een bijzonder cadeautje is. De noot kan het kind nog veel meer geluk brengen.