De schaal is een verhouding tussen de afmetingen van een object op een tekening of kaart en de werkelijke afmetingen van dat object. De schaal wordt altijd gegeven als een verhoudingstabel, met de afmetingen op de tekening bovenaan en de werkelijke afmetingen onderaan.
Een schaal van 1:100 betekent bijvoorbeeld dat 1 centimeter op de tekening overeenkomt met 100 centimeter in het echt. Een schaal van 1:1000 betekent dat 1 centimeter op de tekening overeenkomt met 1000 centimeter in het echt.
Om de schaal te berekenen, kun je de volgende formule gebruiken:
schaal = werkelijke afmeting / afmeting op tekening
Bijvoorbeeld, als een olifant op een tekening 6 centimeter lang is, en de olifant in werkelijkheid 3 meter lang is, dan is de schaal:
schaal = 3 meter / 6 centimeter
schaal = 300 centimeter / 6 centimeter
schaal = 50
Dus de schaal van de tekening is 1:50.
Je kunt de schaal ook gebruiken om de werkelijke afmetingen van een object te berekenen, als je de afmetingen op de tekening weet. Bijvoorbeeld, als een stad op een kaart 10 centimeter lang is, en de schaal van de kaart 1:100.000 is, dan is de werkelijke lengte van de stad:
werkelijke lengte = afmeting op tekening * schaal
werkelijke lengte = 10 centimeter * 1:100.000
werkelijke lengte = 10 centimeter / 100.000
werkelijke lengte = 0,0001 kilometer
Dus de werkelijke lengte van de stad is 1 meter.
Hier zijn nog enkele voorbeelden van hoe je de schaal kunt gebruiken:
- Een architect kan de schaal gebruiken om een model van een gebouw te maken.
- Een ingenieur kan de schaal gebruiken om een ontwerp te maken voor een brug of dam.
- Een cartograaf kan de schaal gebruiken om een kaart te maken.
- Een kunstenaar kan de schaal gebruiken om een schilderij of tekening te maken.
De schaal is een belangrijk hulpmiddel bij het werken met tekeningen, kaarten en andere afbeeldingen. Het kan je helpen om de werkelijke afmetingen van een object te begrijpen.