Voorbeelden van situaties waarin er stroom is maar geen vermogen:
- Een batterij die niet is aangesloten op een apparaat. De batterij heeft een spanning en een stroomsterkte, maar er wordt geen vermogen opgewekt omdat de stroom niet wordt gebruikt om iets te doen.
- Een stroomkabel die is losgekoppeld van een apparaat. De stroomkabel heeft een spanning en een stroomsterkte, maar er wordt geen vermogen opgewekt omdat de stroom niet door het apparaat kan vloeien.
- Een gloeilamp die is uitgeschakeld. De gloeilamp heeft een spanning en een stroomsterkte, maar er wordt geen vermogen opgewekt omdat de stroom door de lamp wordt geblokkeerd door de schakelaar.
In al deze gevallen is er stroom, maar wordt deze niet gebruikt om iets te doen. Er wordt dus geen vermogen opgewekt.