De geestelijke vader van Maarten Koning is Anton Beerta, een hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Beerta is de mentor van Koning en heeft een grote invloed op zijn ontwikkeling als wetenschapper en als mens. Beerta is een complexe en veelzijdige figuur. Hij is een begenadigd intellectueel, maar ook een onbezonnen en wereldvreemde man. Hij is een groot voorstander van objectieve wetenschap, maar hij is ook bereid om compromissen te sluiten om zijn carrière te bevorderen.
Koning is aanvankelijk zeer bewonderend voor Beerta. Hij ziet hem als een voorbeeld van wat hij zelf wil worden: een grote wetenschapper die de wereld een beetje beter maakt. Maar al snel begint Koning ook de schaduwkanten van Beerta te zien. Hij is teleurgesteld in Beerta’s compromissen en in zijn gebrek aan realisme.
In de loop van de roman cyclus Het Bureau groeit Koning steeds meer uit Beerta’s schaduw. Hij wordt een zelfstandige wetenschapper met zijn eigen ideeën en overtuigingen. Toch blijft Beerta een belangrijke invloed op Koning. Hij is degene die Koning heeft geholpen om zijn talenten te ontwikkelen en om zijn eigen weg te vinden in de wereld.
Op het einde van de roman cyclus is Beerta een gebroken man. Hij is getroffen door een beroerte en leeft in een vegetatief coma. Koning bezoekt Beerta in het ziekenhuis en ziet hem voor het laatst. Deze ontmoeting markeert het einde van een periode in Konings leven. Hij heeft zijn geestelijke vader verloor, maar hij is nu klaar om zijn eigen weg te gaan.
In bredere zin kan Beerta ook worden gezien als een representant van de geestelijke vaderfiguur in het algemeen. Hij is een mentor, een leermeester, een rolmodel. Hij helpt Koning om te groeien en te ontwikkelen, maar hij daagt hem ook uit om zijn eigen weg te vinden.