Saul, de eerste koning van Israël, zag in David een tegenstander. Saul was jaloers op Davids populariteit bij het volk en vreesde dat David hem van de troon zou stoten. Hij probeerde David te doden, maar David wist te ontsnappen. Uiteindelijk werd Saul gedood in een gevecht met de Filistijnen, en David werd koning van heel Israël.
In de Bijbel wordt Sauls angst voor David beschreven in de volgende passages:
- 1 Samuel 18:8-11: “Saul zag dat de Heer met David was en dat hij steeds populairder werd. Hij werd steeds banger voor hem en vreesde dat David hem van de troon zou stoten. Daarom liet hij David van zich af en gaf hem het bevel over duizend man. David voerde veldtochten uit en God liet hem succes hebben. David was een held en hij versloeg de Filistijnen in veel gevechten. Dit maakte Saul nog banger voor hem.”
- 1 Samuel 19:10-17: “Saul probeerde David te doden door hem een speer te gooien. David kon net op tijd ontsnappen. Hij vluchtte naar de Filistijnen en bleef daar drie jaar.”
Nadat Saul was gedood, werd David koning van heel Israël. Hij regeerde veertig jaar en werd beschouwd als een van de grootste koningen van Israël.