In het sprookje “De drie beren” proefde een meisje genaamd Goldilocks de pap van drie beren. Ze was in het bos aan het wandelen toen ze een klein huisje zag. Ze klopte op de deur, maar er was niemand thuis. Ze ging naar binnen en zag een tafel met drie kommen pap. De pap van de grote beer was te heet, de pap van de middelgrote beer was te koud en de pap van de kleine beer was precies goed. Goldilocks proefde de pap van de kleine beer en vond het heerlijk. Ze at de hele kom leeg.
Nadat ze de pap had gegeten, ging Goldilocks naar de slaapkamer. Ze zag drie bedden en ging in het kleinste bed liggen. Het bed was precies goed voor haar. Ze viel in slaap.
Toen de beren thuiskwamen, ontdekten ze dat iemand hun pap had gegeten. De grote beer zei: “Iemand heeft van mijn pap gegeten!” De middelgrote beer zei: “Iemand heeft van mijn pap gegeten!” De kleine beer zei: “Iemand heeft van mijn pap gegeten en het is allemaal op!”
De beren gingen naar de slaapkamer en ontdekten dat Goldilocks in het kleinste bed lag. De grote beer zei: “Wie is dat in mijn bed?” De middelgrote beer zei: “Wie is dat in mijn bed?” De kleine beer zei: “Wie is dat in mijn bed? Het is een klein meisje!”
Goldilocks werd wakker en toen ze de beren zag, schrok ze. Ze sprong uit bed en rende weg. De beren achtervolgden haar, maar ze was te snel voor hen.
Goldilocks keerde nooit meer terug naar het huisje van de beren. Maar ze leerde haar les: raak nooit de spullen van iemand anders aan zonder toestemming.