Een meewerkend voorwerp is een zinsdeel dat de persoon of het ding aanduidt aan wie of wat iets wordt gegeven, gedaan of meegenomen. Het meewerkend voorwerp staat meestal achter het werkwoord en wordt vaak verbonden met een voorzetsel.
Voorbeelden van meewerkend voorwerpen:
- **Ik geef het boek aan mijn moeder.
- **Ik stuur een brief naar mijn vriend.
- **Ik neem mijn hond mee naar het park.
In deze zinnen is het meewerkend voorwerp respectievelijk het boek, een brief en mijn hond. Deze zinsdelen geven aan aan wie of wat iets wordt gegeven, gedaan of meegenomen.
Het meewerkend voorwerp kan ook een persoon of een ding zijn dat op een indirecte manier betrokken is bij de handeling van het werkwoord. In dat geval wordt het meewerkend voorwerp vaak verbonden met de voorzetsels aan, voor, met of door.
Voorbeelden van meewerkend voorwerp op een indirecte manier:
- **Ik schrijf **een brief aan mijn vriend.
- **Ik geef **een cadeau voor mijn moeder.
- **Ik werk **met mijn collega.
- **Ik word geholpen **door mijn vader.
In deze zinnen is het meewerkend voorwerp respectievelijk een brief, een cadeau, mijn collega en mijn vader. Deze zinsdelen geven aan aan wie of wat iets wordt gegeven, gedaan, meegenomen of door wie iets wordt gedaan.
Het meewerkend voorwerp kan ook een deel van het lijdend voorwerp zijn. In dat geval wordt het meewerkend voorwerp vaak verbonden met de voorzetsels voor of van.
Voorbeelden van meewerkend voorwerp als deel van het lijdend voorwerp:
- **Ik heb een boek voor mijn zoon gekocht.
- **Ik heb een cadeau van mijn vriend gekregen.
In deze zinnen is het meewerkend voorwerp respectievelijk mijn zoon en mijn vriend. Deze zinsdelen geven aan voor wie of van wie iets is gekocht of gekregen.
In het Nederlands wordt het meewerkend voorwerp vaak weggelaten, vooral in informele taal. In dat geval kan het werkwoord zelf aangeven aan wie of wat iets wordt gegeven, gedaan of meegenomen.
Voorbeelden van weggelaten meewerkend voorwerp:
- **Ik geef het boek aan mijn moeder. → **Ik geef het boek.
- **Ik stuur een brief naar mijn vriend. → **Ik stuur een brief.
- **Ik neem mijn hond mee naar het park. → **Ik neem mijn hond mee.
In deze zinnen wordt het meewerkend voorwerp weggelaten omdat het werkwoord zelf duidelijk maakt aan wie of wat iets wordt gegeven, gedaan of meegenomen.