Advent is de periode in het christendom die voorafgaat aan Kerstmis. Het woord “advent” komt van het Latijnse woord “adventus”, dat “komst” betekent. In de adventsperiode bereiden christenen zich voor op de komst van Jezus Christus, zowel op zijn eerste komst als op zijn wederkomst.
De adventsperiode begint in de westerse kerk op de zondag na de vierde zondag voor Kerstmis. In de oosterse kerken begint de adventsperiode op 1 november. De adventsperiode duurt vier weken, tot aan Kerstmis.
In de adventsperiode worden er in de kerken speciale diensten gehouden, die de komst van Jezus Christus benadrukken. Ook worden er vaak adventskransen en adventskaarsjes gebruikt als symbool voor de adventsperiode.
De adventsperiode is een tijd van bezinning en voorbereiding. Christenen denken na over de betekenis van de komst van Jezus Christus, en over hoe zij zich voor hem kunnen openstellen.
De adventsperiode kan ook worden gezien als een tijd van hoop en verwachting. Christenen hopen dat Jezus Christus opnieuw zal komen, om vrede en gerechtigheid te brengen op aarde.
Hier zijn enkele van de symbolen die in de adventsperiode worden gebruikt:
- De adventskrans is een rond voorwerp, dat symbool staat voor de eeuwigheid. De krans wordt versierd met vier kaarsen, die elk een week van de adventsperiode vertegenwoordigen.
- De adventskaars is een grote kaars, die op de adventskrans wordt geplaatst. De kaars wordt elke week een stukje aangestoken, totdat hij op Kerstmis helemaal brandt.
- Het adventslicht is een klein lichtje, dat vaak in een raam wordt geplaatst. Het lichtje symboliseert de hoop op de komst van Jezus Christus.
De adventsperiode is een belangrijke periode in het christendom. Het is een tijd van bezinning, voorbereiding en hoop.