Het antwoord op deze vraag is niet eenvoudig. Het hangt af van verschillende factoren, waaronder de definitie van “straf”, de intentie van de straf, en de specifieke omstandigheden van de tuinders.
Als “straf” wordt gezien als een vorm van vergelding, dan is het antwoord ja, tuinders moeten dan werken. Ze hebben immers een misdaad begaan en moeten daarvoor boeten. In dit geval zou tuinieren kunnen worden gezien als een manier om de gevangenen te laten lijden.
Als “straf” echter wordt gezien als een vorm van rehabilitatie, dan is het antwoord nee, tuinders hoeven dan niet te werken. Integendeel, ze zouden juist gestimuleerd moeten worden om te tuinieren, omdat dit een positieve invloed kan hebben op hun re-integratie in de maatschappij. Tuinieren kan gevangenen leren om verantwoordelijkheid te nemen, om te werken samen met anderen en om respect te hebben voor de natuur. Het kan ook een positieve invloed hebben op de geestelijke en fysieke gezondheid van gevangenen.
In de meeste landen wordt tuinieren in de gevangenis gezien als een vorm van rehabilitatie. Het is een manier om gevangenen te helpen om weer een zinvol leven op te bouwen. Tuinieren kan gevangenen helpen om hun vaardigheden en kennis te ontwikkelen, om hun zelfvertrouwen te vergroten en om hoop te krijgen voor de toekomst.
Natuurlijk zijn er ook gevangenen die tuinieren als een vorm van straf ervaren. Zij vinden het zwaar werk en ze missen de vrijheid om zelf te kiezen wat ze willen doen. In deze gevallen is het belangrijk om de gevangenen te motiveren en om ze te helpen om het tuinieren als een positieve ervaring te zien.
Concluderend is het antwoord op de vraag of tuinders voor straf moeten werken dus afhankelijk van de definitie van “straf” en de intentie van de straf. Als “straf” wordt gezien als een vorm van rehabilitatie, dan is het antwoord nee. Tuinieren kan een positieve bijdrage leveren aan de re-integratie van gevangenen in de maatschappij.