De veelgenoemde academicus in formatietijd is Paul Kirschner. Kirschner is een onderwijskundige die zich bezighoudt met de ontwikkeling van academisch leren en onderwijs. Hij is hoogleraar onderwijswetenschappen aan de Universiteit Twente en auteur van verschillende boeken en artikelen over academisch leren.
Kirschners werk is vaak terug te vinden in formatiemateriaal voor docenten. In zijn werk benadrukt hij het belang van activerend onderwijs, waarbij studenten actief betrokken worden bij het leerproces. Hij pleit ook voor het gebruik van evidence-based onderwijsmethoden, die zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
Enkele van de belangrijkste ideeën van Kirschner zijn:
- Academisch leren is een actief proces. Studenten moeten zelf nadenken over de leerstof en deze verwerken om er echt iets van te leren.
- Academisch leren is een proces van zelfregulatie. Studenten moeten zelf hun leerproces plannen, uitvoeren en evalueren.
- Academisch leren is een proces van samenwerking. Studenten kunnen veel van elkaar leren door samen te werken.
De ideeën van Kirschner zijn relevant voor formatietijd omdat ze docenten helpen om academisch leren bij hun studenten te bevorderen. Door actief, evidence-based en samenwerkend onderwijs te bieden, kunnen docenten hun studenten helpen om de vaardigheden en kennis te ontwikkelen die ze nodig hebben om succesvol te zijn in het hoger onderwijs.
Andere academici die vaak worden genoemd in formatiemateriaal zijn:
- John Hattie, onderwijskundige die onderzoek doet naar effectieve onderwijsmethoden.
- Bonnie McShane, onderwijskundige die zich bezighoudt met het ontwerpen van leeromgevingen.
- Willemijn van Eekelen, onderwijskundige die zich bezighoudt met het ontwikkelen van 21e-eeuwse vaardigheden.
Deze academici hebben allemaal een bijdrage geleverd aan ons begrip van hoe academisch leren werkt. Hun werk is belangrijk voor formatietijd omdat het docenten helpt om effectiever les te geven.