Een typische melodie voor een polonaise heeft de volgende kenmerken:
- Driekwartsmaat
- Gemiddeld tempo
- Melodische lijn die op en neer gaat
- Gebruik van chromatische intervallen
- Meestal in majeur toonsoort
De driekwartsmaat is de traditionele maatsoort voor de polonaise. Het tempo is meestal gemiddeld, maar kan variëren van langzaam tot snel. De melodische lijn gaat vaak op en neer, met een aantal stijgende en dalende intervallen. Chromatische intervallen, zoals halve tonen, worden vaak gebruikt om de melodie een Slavisch karakter te geven. De polonaise wordt meestal in majeur toonsoort gecomponeerd, maar er zijn ook voorbeelden in mineur.
Hier zijn enkele voorbeelden van typische polonaise-melodieën:
- De melodie van de “Polonaise in A-majeur” van Frédéric Chopin
- De melodie van de “Polonaise in A-majeur” van Johann Sebastian Bach
- De melodie van de “Polonaise in D-majeur” van Wolfgang Amadeus Mozart
Deze melodieën hebben allemaal de kenmerken die hierboven zijn genoemd. Ze zijn in driekwartsmaat, hebben een gemiddeld tempo, gaan op en neer, gebruiken chromatische intervallen en zijn in majeur toonsoort.
Natuurlijk zijn er ook polonaise-melodieën die van deze kenmerken afwijken. Zo is de “Polonaise in A-mineur” van Frédéric Chopin in mineur toonsoort. De “Polonaise in A-majeur” van Johann Sebastian Bach is in een snellere maatsoort (vierkwartsmaat) en heeft een meer dansante melodie.
Over het algemeen zijn de kenmerken die hierboven zijn genoemd echter wel typerend voor de melodieën van polonaises.