Spoorwegtermen zijn woorden en uitdrukkingen die specifiek zijn voor de spoorwegindustrie. Ze kunnen worden gebruikt om te verwijzen naar verschillende aspecten van spoorwegoperaties, zoals treinen, rails, stations en signalisatie.
Hier zijn enkele veelvoorkomende spoorwegtermen:
- Trein: Een vervoermiddel dat op rails rijdt. Treinstellen kunnen worden gecombineerd om een langere trein te vormen.
- Spoor: Een gespecialiseerd pad waarover treinen kunnen rijden. Rails zijn gemaakt van staal en zijn verbonden door verbindingen.
- Station: Een locatie waar treinen stoppen om passagiers op te halen en af te zetten. Stations hebben meestal een perron, een stationsgebouw en een spoorwegwissel.
- Signalisatie: Een systeem dat wordt gebruikt om treinen te leiden en te controleren. Signaalapparatuur wordt gebruikt om treinen te waarschuwen voor naderende gevaren of om ze te vertellen welke route ze moeten volgen.
Hier zijn enkele andere spoorwegtermen die u misschien wilt weten:
- Spoorwegovergang: Een locatie waar een weg een spoorweg kruist. Spoorwegovergangen hebben meestal verkeerslichten, waarschuwingsborden en slagbomen om het verkeer te stoppen voor treinen.
- Rangeerterrein: Een gebied waar treinen worden gekoppeld of losgemaakt van elkaar. Rangeerterreinen hebben meestal wissels en andere apparatuur om treinen te manoeuvreren.
- Spoorwegbrug: Een brug die over een spoorweg loopt. Spoorwegbruggen kunnen worden gemaakt van verschillende materialen, zoals staal, beton of hout.
Spoorwegtermen kunnen soms moeilijk te onthouden zijn. Het is echter belangrijk om ze te begrijpen als u geïnteresseerd bent in spoorwegen of als u in een omgeving woont waar treinen veel voorkomen.