De volgende zijn 9-letterige woorden die rekeningtegoed kunnen beschrijven:
- Saldo
- Overschot
- Overblijvend
- Restant
- Resterende
- Restanten
- Restbedrag
- Resttotaal
- Restwaarde
Deze woorden kunnen worden gebruikt om de hoeveelheid geld aan te geven die op een rekening staat na een transactie. Ze kunnen ook worden gebruikt om de hoeveelheid geld aan te geven die overblijft na een uitgave.
Hier zijn enkele voorbeelden van hoe deze woorden kunnen worden gebruikt:
- Mijn saldo is €100.
- Er is een overschot van €50 op mijn rekening.
- Er zijn nog €20 overgebleven van mijn budget.
- Het restant van de rekening was €150.
- De resterende kosten waren €100.
- De resten van de maaltijd werden opgeruimd.
- Het restbedrag van de factuur was €50.
- Het resttotaal was €100.
- De restwaarde van het huis was €200.
Welke van deze woorden het meest geschikt is, hangt af van de context.