Op een grote paddestoel, rood met witte stippen, Zit een klein meisje te wippen. De paddestoel is zo groot, Dat ze er bovenop kan staan.
Ze kijkt naar de wolken, En naar de vogels in de lucht. Ze ziet de zon schijnen, En de wind door de bomen waaien.
Het is een mooie dag, En het meisje geniet ervan. Ze is blij dat ze op de grote paddestoel zit, En de wereld om zich heen kan bewonderen.