In de stadhuistaal wordt ontslag vaak aangeduid met de term “demissioneren”. Dit woord is afgeleid van het Latijnse woord “dēmittĕre”, wat “afleggen” of “terzijde leggen” betekent. In de context van de stadhuistaal betekent “demissioneren” dat een ambtenaar of politicus zijn of haar functie neerlegt.
Een ambtenaar of politicus kan demissioneren om verschillende redenen. In sommige gevallen is het een vrijwillige beslissing, bijvoorbeeld als de ambtenaar of politicus een andere baan heeft gevonden of als hij of zij zich niet meer thuis voelt in de functie. In andere gevallen is het een gedwongen beslissing, bijvoorbeeld als de ambtenaar of politicus in opspraak is gekomen of als er sprake is van een vertrouwensbreuk.
Wanneer een ambtenaar of politicus demissioneert, wordt dit meestal bekendgemaakt in een brief aan de gemeenteraad of de minister-president. In de brief wordt de reden voor het ontslag uitgelegd.
In de stadhuistaal wordt ontslag ook wel aangeduid met de volgende termen:
- “Aftreden”
- “Ontslag nemen”
- “Zijne functie neerleggen”
Voorbeelden van de gebruik van deze termen in de stadhuistaal:
- “De burgemeester heeft zijn ontslag ingediend.”
- “Het kabinet is demissionair.”
- “De wethouder heeft afgesproken om te demissioneren.”
De term “demissionair” wordt ook gebruikt om te verwijzen naar een ambtenaar of politicus die demissionair is. Zo wordt bijvoorbeeld gezegd dat het “demissionaire kabinet” een nieuwe regeringsverklaring heeft uitgebracht.