In de tweede Harry Potter film, “Harry Potter en de Geheime Kamer”, draait het om een geheime kamer die verborgen is in de school voor hekserij en toverkunst Zweinstein. De kamer werd gebouwd door een van de stichters van Zweinstein, Zalazar Zwadderich. Zwadderich was een racistische tovenaar die van mening was dat alleen volbloed tovenaars en heksen toegang zouden moeten hebben tot Zweinstein. Hij bouwde de kamer om een monster vrij te laten dat alleen halfbloed tovenaars en heksen zou doden.
In het tweede schooljaar van Harry Potter wordt de kamer geopend en begint het monster halfbloed tovenaars en heksen aan te vallen. Harry, Ron en Hermelien proberen de kamer te vinden en het monster te stoppen. Uiteindelijk ontdekken ze dat het monster een basilisk is, een gigantisch slangachtig wezen. De basilisk is gecontroleerd door Ginny Wemel, die is bezeten door het dagboek van Tom Riddle, de jonge versie van Voldemort.
Harry doodt de basilisk met een giftige tand en Ginny wordt gered. De kamer wordt gesloten en de geheime geschiedenis van Zweinstein wordt onthuld.
De geheime kamer is een belangrijk element in de Harry Potter-serie. Het is een symbool van de angst en de haat voor halfbloed tovenaars en heksen. Het is ook een herinnering aan de duistere kant van de toverwereld.
In de film wordt de geheime kamer gesymboliseerd door een grote, donkere ruimte die verborgen is in de kelder van Zweinstein. De kamer is gehuld in mist en er hangt een onheilspellende sfeer. De basilisk is een gevaarlijk en angstaanjagend wezen dat de toeschouwers in spanning houdt.