Napoleon kreeg een koekje
Het was een koude winterdag in 1812. Napoleon Bonaparte, de keizer van Frankrijk, was op veldtocht in Rusland. Hij was al weken onderweg en zijn troepen waren uitgeput. Ze hadden weinig eten en weinig brandstof.
Napoleon was zelf ook moe en uitgehongerd. Hij zat in zijn tent en probeerde te slapen, maar hij kon niet. Hij was te veel bezig met de oorlog en met de toekomst van zijn rijk.
Opeens hoorde hij een stem.
“Napoleon,” zei de stem. “Ik heb een koekje voor je.”
Napoleon keek op. Er stond een kleine jongen voor zijn tent. De jongen had een koekje in zijn hand.
“Waar heb je dat koekje vandaan?” vroeg Napoleon.
“Ik heb het van mijn moeder gekregen,” zei de jongen. “Ze zei dat ik het aan jou moest geven.”
Napoleon nam het koekje van de jongen aan. Hij keek ernaar en glimlachte.
“Dank je,” zei hij. “Dit is het lekkerste koekje dat ik ooit heb gehad.”
Napoleon at het koekje op. Het was een simpel koekje, maar het smaakte heerlijk. Het was als een warmtebron die hem weer wat kracht gaf.
Napoleon bedankte de jongen nogmaals.
“Je bent een goed kind,” zei hij. “Ik zal je nooit vergeten.”
De jongen glimlachte.
“Tot ziens, Napoleon,” zei hij.
De jongen draaide zich om en liep weg. Napoleon keek hem na.
Hij wist dat hij het koekje nooit zou vergeten. Het was het koekje van eigen deeg. Het was het koekje dat hem herinnerde aan de menselijkheid, zelfs in een wereld van oorlog en ellende.
Einde
Puzzelwoord
Het antwoord op de puzzel is: wenk.
De woordgrap is dat “wenk” klinkt als “napoleon kreeg een koekje”.