Het was een koude winterdag in het noorden van Nederland. De sneeuw lag hoog en de wind joeg door de bomen. In een klein dorpje aan de rand van een bos woonde een man met een grote kater. De kater heette Zwart en was een echte buitenkat. Hij hield van rennen, spelen en jagen.
Op een dag besloot de man om naar de provinciehoofdstad te sleeën. Hij bouwde een slee van hout en spande er een paarden aan. Zwart was meteen enthousiast. Hij had nog nooit in een slee gezeten.
De man en Zwart stapten in de slee en de paarden begonnen te trekken. De sneeuw lag wit en glinsterde in de zon. De man en Zwart genoten van de rit. Ze kletsten en lachten en Zwart miauwde af en toe.
Na een paar uur kwamen ze aan in de provinciehoofdstad. De man en Zwart stapten uit de slee en liepen door de straten. Ze keken naar de mooie gebouwen en de drukte van de mensen.
Ze gingen naar het museum en keken naar de kunst. Ze gingen naar het park en speelden in de sneeuw. Ze hadden een heerlijke dag.
Toen het tijd werd om naar huis te gaan, stapten ze weer in de slee. De paarden begonnen te trekken en de man en Zwart reden terug naar het dorpje.
Ze waren moe, maar voldaan. Ze hadden een geweldige dag gehad.
**
Hier is een mogelijke vervolgverhaal:
De man en Zwart gingen regelmatig samen sleeën. Ze maakten er een traditie van om elk jaar in de winter naar de provinciehoofdstad te gaan.
Op een dag, toen ze aan het sleeën waren, kwamen ze een groep kinderen tegen die aan het spelen waren. De kinderen waren enthousiast om Zwart te zien. Ze aaiden hem over zijn vacht en spraken hem liefkozende namen toe.
Zwart genoot van de aandacht. Hij kroelde tegen de kinderen aan en liet zich aaien. De man was blij om te zien dat Zwart zo’n lieve kat was.
De kinderen vroegen de man of ze Zwart mochten meenemen om met hem te spelen. De man vond het goed. Hij gaf Zwart aan de kinderen en ze renden samen door de sneeuw.
De man keek toe hoe de kinderen met Zwart speelden. Hij was blij dat Zwart zo’n gelukkig leven had.
**
Wat vind je van deze verhalen?