Jan Pier en Tjores (8)
Jan Pier en Tjores en Corneel, Die hebben baarden, die hebben baarden. Jan Pier en Tjores en Corneel, Die hebben baarden, zij varen mee.
Al die ranzige tweebak lusten, Moeten mannen met baarden zijn. Jan Pier en Tjores en Corneel, Die hebben baarden, die hebben baarden. Jan Pier en Tjores en Corneel, Die hebben baarden, zij varen mee.
Al die deftige pijpkens smoren, Moeten mannen met baarden zijn. Jan Pier en Tjores en Corneel, Die hebben baarden, die hebben baarden. Jan Pier en Tjores en Corneel, Die hebben baarden, zij varen mee.
Dit lied is een oud zeemanslied dat in Nederland en Vlaanderen bekend is. Het wordt ook wel “Al die willen te kaap’ren varen” genoemd. Het lied gaat over een groep zeevaarders die allemaal een baard hebben. De tekst is humoristisch en ironisch.
De eerste strofe stelt Jan Pier, Tjores en Corneel voor als mannen met baarden. De tweede strofe zegt dat iedereen die ranzige tweebak wil eten, ook een baard moet hebben. De derde strofe zegt dat iedereen die deftige pijpkens wil roken, ook een baard moet hebben.
Het lied is een parodie op de traditionele zeemansliederen die vaak over heldhaftige en stoere zeevaarders gaan. In dit lied zijn de zeevaarders juist grappig en onhandig. De tekst van het lied is ook een beetje dubbelzinnig. Aan de ene kant is het een humoristisch lied, maar aan de andere kant is het ook een beetje een aanklacht tegen de stereotypen over zeevaarders.
Het lied is in Nederland en Vlaanderen nog steeds populair. Het wordt vaak gezongen op feesten en festivals. Het is ook een populair lied om te leren zingen in het kader van muziekonderwijs.