De minister-president van Nederland wordt niet rechtstreeks gekozen door de bevolking, maar door de Tweede Kamer. Na de Tweede Kamerverkiezingen benoemt de koning de formateur, die de taak heeft om een nieuw kabinet te vormen. De formateur voert onderhandelingen met de partijen die in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn, en probeert een meerderheid te vinden voor een nieuw kabinet. Als dat lukt, stelt de formateur een lijst van ministers en staatssecretarissen aan. De Tweede Kamer bespreekt deze lijst en kan de benoeming van de minister-president en de andere ministers en staatssecretarissen goedkeuren of afwijzen. Als de benoeming wordt goedgekeurd, wordt de minister-president door de koning beëdigd.
De minister-president is de leider van het kabinet en vertegenwoordigt Nederland in het buitenland. Hij of zij is ook de voorzitter van de ministerraad.
Er zijn verschillende argumenten voor en tegen het rechtstreeks kiezen van de minister-president. Voorstanders van een rechtstreekse verkiezing vinden dat de minister-president dan een duidelijk mandaat van de bevolking heeft. Tegenstanders vinden dat een rechtstreekse verkiezing zou leiden tot een sterkere machtspositie van de minister-president, en dat dit ten koste zou gaan van de democratische controle door de Tweede Kamer.
In Nederland is er sinds 1977 een discussie over het rechtstreeks kiezen van de minister-president. In 2017 werd er een referendum gehouden over dit onderwerp, maar de meerderheid van de kiezers was tegen een rechtstreekse verkiezing.