In de aardrijkskunde wordt een diepe inzinking in de zeebodem ook wel een trog genoemd. Een trog is een langwerpige en diepe geul in de zeebodem die vaak parallel loopt aan een continentale rand. Deze geulen kunnen honderden tot duizenden kilometers lang zijn en een diepte van enkele kilometers bereiken.
Troggen worden gevormd door de beweging van de aardkorstplaten. Op plaatsen waar twee platen langs elkaar schuiven, ontstaat er vaak spanning en druk. Deze spanning kan ervoor zorgen dat de ene plaat onder de andere duikt, een proces dat subductie wordt genoemd. Wanneer dit gebeurt, ontstaat er een diepe inzinking in de zeebodem, oftewel een trog.
Het diepste punt in een trog wordt vaak de trogdiepte genoemd. Dit punt kan variëren, maar sommige troggen hebben een diepte van meer dan 10 kilometer. Het bekendste voorbeeld van een trog is de Marianentrog in de Stille Oceaan, met een diepte van bijna 11 kilometer.
Troggen zijn belangrijke geologische kenmerken omdat ze vaak gepaard gaan met aardbevingen en vulkaanuitbarstingen. Het punt waar de ene aardkorstplaat onder de andere duikt, wordt een subductiezone genoemd. In deze zones ontstaan vaak aardbevingen doordat de opgebouwde spanning plotseling vrijkomt. Daarnaast kan het naar beneden duwen van de ene plaat onder de andere ook leiden tot de vorming van vulkanen.
Troggen hebben ook invloed op de oceanische circulatie. Doordat het water in een trog dieper is dan in de omringende zee, kan het water hier afkoelen en zinken. Dit zinkende water kan vervolgens diepzeestromingen aandrijven en zo bijdragen aan het transport van warmte en voedingsstoffen in de oceanen.
In de aardrijkskunde spelen troggen een belangrijke rol bij het bestuderen van de platentektoniek en de geologische processen die plaatsvinden op en onder de aardkorst. Ze vormen een fascinerend en complex onderdeel van onze oceanen en dragen bij aan het begrijpen van de dynamiek van onze planeet.