In Nederland is het niet toegestaan om veilinghouders te belasten op de koopprijs van een veilingobject als loon. Dit is vastgelegd in artikel 31 van de Wet op de loonbelasting 1964. Dit artikel stelt dat loon is alles wat een werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking geniet, hetzij in geld, hetzij in natura, hetzij in de vorm van verstrekkingen of terbeschikkingstellingen.
Een veilinghouder is geen werknemer in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Hij is een zelfstandig ondernemer die goederen voor anderen verkoopt. De koopprijs van een veilingobject is de vergoeding die de veilinghouder ontvangt voor zijn diensten. Deze vergoeding is niet loon, maar winst.
Deze regeling is in het belang van veilinghouders. Als veilinghouders op de koopprijs zouden worden belast als loon, zou dit hun kosten aanzienlijk verhogen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat veilinghouders minder goederen zouden verkopen, met als gevolg dat de consument meer zou moeten betalen voor deze goederen.
In de praktijk komt het voor dat veilinghouders een commissie in rekening brengen bij de verkoper van een veilingobject. Deze commissie is geen loon voor de veilinghouder, maar een vergoeding voor de diensten die de veilinghouder verleent aan de verkoper. De commissie is dus voor de verkoper een kostenpost, en niet voor de veilinghouder.
Er zijn wel enkele uitzonderingen op de regel dat veilinghouders niet mogen worden belast op de koopprijs van een veilingobject als loon. Zo is het mogelijk dat een veilinghouder in dienst is van een andere onderneming. In dit geval kan de veilinghouder wel worden belast op de koopprijs als loon.
Ook is het mogelijk dat een veilinghouder een arbeidsovereenkomst heeft met een veilinghuis. In dit geval kan de veilinghouder ook worden belast op de koopprijs als loon.
In deze gevallen is de veilinghouder geen zelfstandig ondernemer, maar een werknemer. De koopprijs van een veilingobject is in dit geval loon voor de veilinghouder.