In de stad Shaykh Uthman, Yemen, woonde een stierenvechter genaamd Ali. Ali was een zeer bekwame stierenvechter en was nooit gewond geraakt in een gevecht. Hij was ook zeer arrogant en beschouwde zichzelf als onoverwinnelijk.
Op een dag was Ali aan het trainen in de arena toen hij een klein insect zag vliegen. Het insect was zo klein dat het nauwelijks te zien was. Ali lachte en zei: “Wat is dat voor klein ding? Ik kan het niet eens zien.”
Het insect was echter niet bang voor Ali. Het vloog dichterbij en zei: “Ik ben een tovenaar, en ik zal je laten zien wat ik kan.”
Ali lachte opnieuw en zei: “Een tovenaar? Dat is grappig. Ik ben niet bang voor tovenaars.”
Het insect zei: “We zullen het zien.”
En met dat zei het insect een spreuk. Ineens werd Ali blind. Hij kon niets meer zien.
Ali was in paniek. Hij zocht naar zijn zwaard, maar hij kon het niet vinden. Hij riep om hulp, maar niemand kon hem horen.
Het insect vloog rond Ali en lachte. “Ik heb je verteld wat ik zou doen,” zei het insect. “Nu zie je hoe onoverwinnelijk je bent.”
Ali wist niet wat hij moest doen. Hij was bang en hulpeloos.
Op dat moment hoorde Ali een stem. “Ali,” zei de stem. “Luister naar me.”
Ali draaide zich om en zag een oude man staan. De oude man had een lange witte baard en een wijs gezicht.
“Wie bent u?” vroeg Ali.
“Ik ben een wijze man,” zei de oude man. “Ik kan je helpen.”
De oude man gaf Ali een drankje te drinken. Na het drinken van het drankje kon Ali weer zien.
Ali bedankte de oude man en vroeg hem hoe hij hem had kunnen helpen.
“Het insect was een tovenaar,” zei de oude man. “Ik heb een spreuk tegen zijn toverij gebruikt.”
Ali was blij dat hij weer kon zien. Hij beloofde de oude man dat hij nooit meer arrogant zou zijn.
Ali leerde zijn les. Hij besefte dat zelfs de kleinste dingen gevaarlijk kunnen zijn. En hij besefte ook dat niemand onoverwinnelijk is.