In een donker bos, ver weg van de bewoonde wereld, woonde een pook van niets. Hij was een klein, mager wezentje, zonder ogen, oren, neus of mond. Hij had geen armen of benen, en hij zweefde door de lucht.
De pook van niets kon praten, maar hij had geen stem. Zijn woorden waren te zacht om te horen, zelfs voor de kleinste insecten.
De pook van niets was eenzaam. Hij had geen vrienden, en hij werd vaak gepest door de andere wezens in het bos. Ze lachten hem uit omdat hij zo anders was.
Op een dag ontmoette de pook van niets een meisje. Het meisje was nieuwsgierig naar hem, en ze wilde hem beter leren kennen. Ze sprak met hem, en ze hoorde zijn woorden.
Het meisje was het enige wezen dat de pook van niets kon horen. Ze was niet bang voor hem, en ze accepteerde hem zoals hij was.
De pook van niets was blij dat hij het meisje had ontmoet. Hij had eindelijk een vriend.
Het meisje en de pook van niets werden goede vrienden. Ze speelden samen in het bos, en ze vertelden elkaar verhalen.
De pook van niets was niet meer eenzaam. Hij had een vriend, en hij was gelukkig.
Einde
Extraatje:
De pook van niets was een mysterieus wezen. Niemand wist waar hij vandaan kwam, of hoe hij kon praten zonder een stem.
Sommige mensen geloofden dat hij een goddelijke boodschapper was. Anderen dachten dat hij een demon was.
Maar het meisje wist dat de pook van niets gewoon een vriendelijk wezen was. Hij was eenzaam, maar hij was ook eenzaam.
Het meisje was blij dat ze hem had ontmoet. Ze wist dat ze hem nooit zou vergeten.