De Fransman die een beroemde passage over madeleinecakejes schreef, is Marcel Proust. In zijn roman “Op zoek naar de verloren tijd” beschrijft hij hoe de smaak van een madeleinecakeje hem terugvoert naar zijn kindertijd.
In het eerste deel van de roman, “Swann in Love”, vertelt Proust over de jonge Marcel die op bezoek is bij zijn tante Léonie. Tante Léonie heeft een madeleinecakeje voor hem geserveerd. Marcel neemt een hap van het cakeje en voelt onmiddellijk een vreemde gewaarwording. Hij wordt overweldigd door een gevoel van nostalgie en herkenning. Hij ziet zich plotseling terug in zijn kinderjaren, toen hij bij zijn grootmoeder in Combray woonde.
Proust beschrijft de madeleinecakejes als volgt:
“Het was een van die madeleines van Combray, die mijn grootmoeder zo goed kon maken, die ik zo vaak had gegeten, en die ik zo lang vergeten was. Een ogenblik lang bleef ik onbeweeglijk, vastgeklonken aan de stoel, waar ik zat, met het lepeltje in mijn hand, dat ik had laten vallen, en mijn gedachten waren in een droomwereld verzonken.”
De passage over de madeleinecakejes is een van de meest beroemde passages uit de Franse literatuur. Het is een prachtig voorbeeld van Prousts vermogen om herinneringen en gevoelens tot leven te brengen door middel van taal.
De passage heeft ook een filosofische betekenis. Proust stelt dat herinneringen niet alleen in ons hoofd zitten, maar ook in onze zintuigen. De smaak van de madeleinecakejes is voor Marcel een toegangspoort tot zijn kinderjaren. Hij proeft de cakejes en voelt zich plotseling weer een kind.
De passage over de madeleinecakejes is een van de vele redenen waarom “Op zoek naar de verloren tijd” wordt beschouwd als een van de belangrijkste werken van de moderne literatuur.