De Spaanse Armada was een vloot van 130 schepen die in 1588 door de Spaanse koning Filips II werd gestuurd om Engeland binnen te vallen. De vloot bestond uit een mix van galeien, galeonen en oorlogsschepen. De galeien waren de belangrijkste kracht van de vloot, maar ze waren ook de traagste en meest kwetsbare schepen. De galeonen waren sneller en beter bewapend, maar ze waren ook duurder en moeilijker te bouwen.
De Spaanse Armada was een indrukwekkende kracht, maar hij had ook enkele nadelen. De vloot was erg groot en moeilijk te besturen. De bemanning was ook niet erg ervaren, omdat Spanje al jaren geen grote oorlog op zee had gevoerd.
De Spaanse Armada vertrok op 28 mei 1588 vanuit Lissabon, Portugal. De vloot werd geleid door de hertog van Medina Sidonia, een ervaren edelman, maar geen zeeofficier.
De Engelse vloot, onder leiding van admiraal Francis Drake en Lord Howard van Effingham, was kleiner dan de Spaanse Armada, maar hij was beter bewapend en bemande. De Engelse vloot gebruikte ook een nieuwe tactiek, waarbij ze de Spaanse schepen aanvielen met vuurschepen.
De Engelse vloot versloeg de Spaanse Armada in een reeks zeeslagen in het Kanaal. De Spaanse Armada werd gedwongen om terug te keren naar Spanje, waar hij werd vernietigd door een storm.
De nederlaag van de Spaanse Armada was een belangrijke gebeurtenis in de geschiedenis van Engeland en Europa. Het betekende het einde van de Spaanse hegemonie op zee en het begin van de opkomst van Engeland als een wereldmacht.