Het meest gebruikte chemische middel om deeg te laten rijzen is bakpoeder. Bakpoeder is een mengsel van een zuur en een base, meestal natriumwaterstofcarbonaat (NaHCO3) en citroenzuur of wijnsteen. Wanneer deze twee stoffen in contact komen met water en warmte, ontstaat er koolstofdioxide (CO2). Dit koolstofdioxide vormt kleine belletjes in het deeg, die ervoor zorgen dat het deeg rijst.
Bakpoeder wordt vooral gebruikt voor het bakken van zoete producten, zoals cakes, koekjes en pannenkoeken. Het wordt ook wel gebruikt in hartige producten, zoals scones en quiches.
Een ander chemisch middel om deeg te laten rijzen is ammoniumbicarbonaat (NH4HCO3). Ammoniumbicarbonaat werkt op dezelfde manier als bakpoeder, maar het heeft geen zuur nodig om te reageren. Dit maakt het een goede keuze voor producten die geen zuur bevatten, zoals eierkoeken.
Ammoniumbicarbonaat heeft echter ook een nadeel: het kan acrylamide vormen tijdens het bakken. Acrylamide is een kankerverwekkende stof.
Een derde chemisch middel om deeg te laten rijzen is gist. Gist is een levend organisme dat kooldioxide produceert als het suiker afbreekt. Gist wordt vooral gebruikt voor het bakken van brood, maar het kan ook worden gebruikt voor andere producten, zoals pizza en bier.
Gist zorgt voor een langzamere en meer gelijkmatige rijzing dan bakpoeder of ammoniumbicarbonaat. Dit maakt het een goede keuze voor producten die een lange rijstijd nodig hebben, zoals brood.
De hoeveelheid chemisch middel dat aan het deeg wordt toegevoegd, hangt af van het type product dat wordt gebakken. In het algemeen geldt dat hoe meer zuur er in het product zit, hoe meer bakpoeder of ammoniumbicarbonaat er nodig is.