De uittocht uit Egypte is een van de belangrijkste verhalen in de Bijbel. Het vertelt het verhaal van hoe God de Israëlieten bevrijdde uit slavernij in Egypte en hen naar het beloofde land leidde.
Het verhaal begint met de geboorte van Mozes, een Joodse baby die door God werd uitgekozen om het volk Israël te leiden. Mozes wordt door zijn moeder verborgen in een biezen mandje in de Nijlrivier om hem te redden van de Egyptische farao, die alle Joodse baby’s liet doden. Het mandje wordt gevonden door de dochter van de farao, die Mozes opneemt als haar eigen zoon.
Mozes groeit op aan het hof van de farao, maar hij is zich altijd bewust van zijn Joodse afkomst. Op een dag ziet hij een Egyptische opzichter een Joodse man mishandelen. Mozes komt tussenbeide en doodt de Egyptische opzichter. Mozes wordt gedwongen om Egypte te ontvluchten en vlucht naar Midian.
In Midian ontmoet Mozes een priester genaamd Jethro, die Mozes’ dochter Zippora trouwt. Mozes woont in Midian veertig jaar, waar hij als herder werkt.
Op een dag verschijnt God aan Mozes in een brandende doornstruik. God vertelt Mozes dat hij hem heeft uitgekozen om terug te keren naar Egypte en het volk Israël te bevrijden. Mozes is bang voor deze taak, maar God verzekert hem van zijn hulp.
Mozes keert terug naar Egypte en vraagt de farao om de Israëlieten vrij te laten. De farao weigert, en God brengt een reeks plagen over Egypte om de farao te dwingen te buigen. Uiteindelijk laat de farao de Israëlieten gaan.
De Israëlieten verlaten Egypte in een grote karavaan. God leidt hen met een wolk overdag en een vuurkolom ’s nachts. De Israëlieten reizen door de woestijn naar het beloofde land.
De uittocht uit Egypte is een verhaal van hoop en verlossing. Het is een verhaal over hoe God zijn volk bevrijdde van slavernij en hen leidde naar een nieuw begin.