De aanduiding voor vier in het Nederlands is het getalwoord “vier”. Het getalwoord “vier” kan op verschillende manieren worden geschreven, zoals:
- 4, in cijfers
- vier, in woorden
- IV, in Romeinse cijfers
In het Nederlands wordt het getalwoord “vier” meestal in woorden geschreven, maar in sommige gevallen kan het ook in cijfers worden geschreven. Zo wordt het getalwoord “vier” meestal in cijfers geschreven in lijsten, tabellen en formules.
In het Nederlands wordt het getalwoord “vier” ook gebruikt om een groep van vier dingen aan te duiden. Zo kan je zeggen: “Ik heb vier kinderen” of “Ik heb vier boeken gekocht”.
Hier zijn enkele voorbeelden van het gebruik van het getalwoord “vier” in het Nederlands:
- Er zijn vier seizoenen in een jaar.
- De tafel heeft vier poten.
- Ik heb vier vrienden.
- Ik heb vier appels gegeten.
- Ik heb vier boeken gelezen.
In het Nederlands wordt het getalwoord “vier” ook gebruikt in een aantal spreekwoorden en gezegden, zoals:
- Voor elk potje past een deksel
- Vier ogen zien meer dan twee
- Vierkant zitten
- Vierkant zijn
- Van vier walletjes eten
In het Engels wordt het getalwoord “vier” “four” genoemd.