A.F.Th. van der Heijden (geboren 15 oktober 1951) is een Nederlandse schrijver. Hij werd geboren in Geldrop en studeerde psychologie en filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen.
Van der Heijden debuteerde in 1978 met de verhalenbundel Een gondel in de Herengracht. Zijn grote doorbraak kwam in 1983 met de roman Vallende ouders, het eerste deel van zijn magnum opus De tandeloze tijd. Deze romancyclus, die in 2001 werd voltooid, beslaat meer dan 3.000 pagina’s en vertelt het levensverhaal van Albert Egberts, een fictief personage dat sterk gebaseerd is op de eigen jeugd en ervaringen van Van der Heijden.
Van der Heijden is een veelgeprezen schrijver. Hij ontving talloze prijzen, waaronder de P.C. Hooft-prijs (1993) en de Gouden Uil (2000). Zijn werk is vertaald in meer dan 20 talen.
In zijn werk behandelt Van der Heijden vaak thema’s als identiteit, herinnering, verlies en de zin van het leven. Hij wordt gekenmerkt door zijn rijke taalgebruik, zijn complexe verhaalstructuren en zijn filosofische inslag.
Van der Heijden is een van de belangrijkste Nederlandse schrijvers van de late 20e en vroege 21e eeuw. Zijn werk heeft een grote invloed gehad op de Nederlandse literatuur.