Een president moet nooit dingen zeggen die:
- Onwaar zijn of verkeerde informatie bevatten. Dit kan leiden tot wantrouwen in de regering en kan zelfs schadelijk zijn voor de nationale veiligheid.
- Discriminatoir of beledigend zijn. Dit kan leiden tot sociale onrust en kan de eenheid van het land ondermijnen.
- Onverantwoordelijk of roekeloos zijn. Dit kan leiden tot verkeerde beslissingen die de bevolking kunnen schaden.
- Onbeleefd of respectloos zijn. Dit kan leiden tot verlies van vertrouwen in de president en kan de geloofwaardigheid van de regering aantasten.
Hier zijn enkele specifieke voorbeelden van dingen die een president nooit zou moeten zeggen:
- “De waarheid is niet belangrijk.” Dit is een gevaarlijke uitspraak die kan leiden tot het verspreiden van desinformatie en het ondermijnen van de democratie.
- “Ik haat alle [groep mensen].” Dit is een discriminerende uitspraak die kan leiden tot haatmisdrijven en andere vormen van geweld.
- “Ik ga de oorlog verklaren aan [land].” Deze uitspraak kan leiden tot een oorlog die miljoenen mensenlevens kan kosten.
- “Ik ben de beste president die dit land ooit heeft gehad.” Deze uitspraak is arrogant en kan leiden tot verlies van vertrouwen in de president.
Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen op de regel. In sommige gevallen kan een president bijvoorbeeld een leugen vertellen om de nationale veiligheid te beschermen. Maar over het algemeen is het belangrijk dat een president zorgvuldig over zijn woorden nadenkt en zich bewust is van de mogelijke gevolgen van zijn uitspraken.
Hier zijn enkele specifieke tips voor presidentskandidaten en -presidenten om te voorkomen dat ze dingen zeggen die ze later spijt kunnen krijgen:
- Zorg ervoor dat je goed geïnformeerd bent over de onderwerpen waarover je praat.
- Wees voorzichtig met je taalgebruik.
- Denk na over de mogelijke gevolgen van je uitspraken.
- Laat je uitspraken altijd controleren door een redacteur of speechschrijver.