Een minderheidskabinet is een kabinet dat niet kan rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer. Dit betekent dat het kabinet voor de goedkeuring van wetsvoorstellen en andere besluiten afhankelijk is van de steun van andere partijen in de Kamer.
Er zijn verschillende redenen waarom een minderheidskabinet kan ontstaan. Een mogelijkheid is dat de verkiezingen geen duidelijke winnaar opleveren. In dat geval kunnen partijen gedwongen worden om samen te werken, ook als ze niet helemaal op één lijn zitten. Een andere mogelijkheid is dat een partij of coalitie na de verkiezingen haar meerderheid in de Kamer verliest. Dit kan gebeuren doordat een partij uit de coalitie stapt, of doordat er tussentijds verkiezingen worden gehouden.
Een minderheidskabinet heeft een aantal voordelen. Het kan een betere afspiegeling zijn van de politieke verhoudingen in de samenleving dan een meerderheidskabinet. Ook kan het kabinet flexibeler zijn in het nemen van beslissingen, omdat het niet gebonden is aan de wensen van een bepaalde meerderheid.
Een minderheidskabinet heeft echter ook een aantal nadelen. Het is kwetsbaarder voor een motie van wantrouwen, omdat het voor de goedkeuring van wetsvoorstellen afhankelijk is van andere partijen. Ook kan het moeilijker zijn om consensus te bereiken over belangrijke politieke kwesties.
In Nederland is er sinds 2021 een minderheidskabinet. Dit kabinet is samengesteld door de VVD, D66, CDA en ChristenUnie. De coalitie heeft 77 zetels in de Tweede Kamer, terwijl er voor een meerderheid 76 zetels nodig zijn.
Een voorbeeld van een minderheidskabinet in de Nederlandse geschiedenis is het kabinet-De Jong (1967-1971). Dit kabinet was samengesteld door de PvdA, D66 en de PPR. De coalitie had 74 zetels in de Tweede Kamer, terwijl er voor een meerderheid 76 zetels nodig waren.