De bijbelse figuur die zijn volk uit Egypte leidde is Mozes. Mozes was een Israëliet die in Egypte werd geboren als zoon van Jozef, een van de aartsvaders van het Joodse volk. Mozes werd als baby door de dochter van de farao uit de Nijl gered en opgevoed als een Egyptische prins.
Toen Mozes volwassen was, zag hij een Egyptenaar die een Israëliet sloeg. Mozes vermoordde de Egyptenaar en moest vluchten naar Midian. In Midian trouwde Mozes met Zipporah en kreeg hij twee zonen.
Op een dag, toen Mozes bij de Horeb-berg was, verscheen God aan hem in een brandende braamstruik. God riep Mozes op om zijn volk uit Egypte te leiden.
Mozes keerde terug naar Egypte en vroeg de farao om het volk van Israël te laten gaan. De farao weigerde, en God zond tien plagen over Egypte om de farao te dwingen zijn beslissing te herzien.
Na de tiende plaag, de dood van de eerstgeborenen, liet de farao het volk van Israël gaan. Mozes leidde het volk door de Rode Zee en naar het Beloofde Land, Kanaän.
De uittocht uit Egypte is een belangrijk verhaal in de Joodse traditie. Het wordt gezien als een bevrijding van slavernij en een terugkeer naar het land dat God aan Abraham had beloofd.
In de Bijbel wordt Mozes beschreven als een grote leider en profeet. Hij wordt gecrediteerd voor het geven van de Tien Geboden aan het volk van Israël en voor het leiden van het volk door de woestijn. Mozes wordt beschouwd als een van de belangrijkste figuren in de Joodse geschiedenis.