In Nederland mag je de mistlampen van je auto alleen aanzetten als het zicht minder is dan 200 meter. De mistlampen aan de achterkant mogen alleen aangezet worden als het zicht minder is dan 50 meter.
In België zijn de regels iets ruimer. De mistlampen voor mogen al gebruikt worden bij regen, mist of sneeuw, ook als het zicht nog meer dan 200 meter is. Het mistachterlicht mag gebruikt worden bij minder dan 100 meter zicht.
Mistlampen zijn bedoeld om je zicht in dichte mist te verbeteren. Ze schijnen een brede, niet verblindende lichtbundel die laag valt, om onder de mistbank door de weg te verlichten. Groot licht is in dichte mist meestal onbruikbaar, omdat de mist het licht terugkaatst en je daardoor zelf verblind kunt raken.
Het is belangrijk om de mistlampen alleen aan te zetten als het echt nodig is. Als het zicht weer verbetert, moet je ze direct weer uitzetten.
Hier zijn enkele tips voor het gebruik van mistlampen:
- Schakel de mistlampen alleen aan als het zicht minder is dan 200 meter.
- Zet de mistlampen aan als je in dichte mist rijdt.
- Schakel de mistlampen uit als het zicht weer verbetert.
- Gebruik de mistlampen niet in combinatie met groot licht.
- Zorg ervoor dat de mistlampen schoon en in goede staat zijn.
Hier zijn enkele dingen om te onthouden bij het gebruik van mistlampen:
- Mistlampen zijn niet bedoeld om andere weggebruikers te verlichten.
- Mistlampen kunnen andere weggebruikers verblinden.
- Gebruik de mistlampen niet in combinatie met groot licht.
- Schakel de mistlampen uit als het zicht weer verbetert.