Er was eens een beroerde kaart. Hij was zo beroerd dat hij niet eens een naam had. Hij was gewoon een stukje papier met een paar lijnen erop.
De kaart was gemaakt door een onhandige kaartenmaker. De kaartenmaker had geprobeerd een mooi landschap te tekenen, maar hij had het helemaal verknald. De bomen waren scheef, de bergen waren te hoog en de rivieren waren te breed.
De kaart was zo beroerd dat niemand hem wilde hebben. Hij lag in een hoek van de kaartenmakerij, vergeten en verwaarloosd.
Op een dag kwam er een klein meisje de kaartenmakerij binnen. Ze was op zoek naar een kaart om haar oma te sturen.
“Ik heb een kaart voor je,” zei de kaartenmaker. “Het is een beetje beroerd, maar het is gratis.”
Het meisje keek naar de kaart. Ze zag de scheve bomen, de te hoge bergen en de te brede rivieren. Maar ze vond het niet erg. Ze vond de kaart juist leuk.
“Het is perfect,” zei het meisje. “Deze kaart is precies zoals ik ben.”
Het meisje nam de kaart mee naar huis en schreef een brief aan haar oma. In de brief vertelde ze over de beroerde kaart.
“Ik ben ook een beetje beroerd,” schreef het meisje. “Ik ben niet perfect. Ik maak fouten. Maar dat maakt me niet minder speciaal.”
De oma van het meisje kreeg de brief en de kaart. Ze lachte toen ze de kaart zag.
“Je hebt gelijk,” zei de oma. “Je bent perfect zoals je bent.”
De kaart was niet langer beroerd. Hij was een kaart van een speciaal meisje.
**
En zo leefde de beroerde kaart nog lang en gelukkig. Hij werd de favoriete kaart van het meisje. Ze nam hem overal mee naartoe.
De kaart leerde dat het niet uitmaakt hoe je eruitziet. Het gaat erom hoe je je voelt.