De olieman heeft een Fordje opgedaan is een Nederlandstalig liedje uit 1933, geschreven door Willy van Hemert en Louis Davids. Het werd destijds vertolkt door Louis Davids zelf. Het liedje gaat over een arme olieman die een oude Ford T op de kop tikt. Hij is dolblij met zijn nieuwe auto en rijdt ermee door de Jordaan, een volksbuurt in Amsterdam.
De tekst van het liedje gaat als volgt:
De olieman heeft een Fordje opgedaanDaar rijdt ie mee als een vorst door de Jordaan De buurvrouwen staan te kijken En steken de vinger naar ‘m uit
De olieman is een blije man Hij zwaait naar iedereen En als hij thuiskomt Dan krijgt hij een zoen
Maar ’s avonds om tien uur Is het uit met de pret Want dan stopt zijn vrouw de slinger Onder bed
Op een zondagmorgen besluit de olieman om zijn vrouw en kinderen mee te nemen voor een dagje uit. Maar wanneer hij de auto wil starten, lukt het niet. Hij probeert alles, maar niets helpt. Uiteindelijk lukt het hem om de auto aan de praat te krijgen, maar het is al te laat. De auto is al te veel beschadigd en valt uit elkaar.
De olieman is verslagen. Hij heeft zijn droomauto verloren. Maar hij weet ook dat hij er gelukkig van heeft kunnen genieten, al was het maar voor even.
Het liedje is een klassieker in het Nederlandstalige repertoire. Het is een vrolijk liedje met een onverwachte wending. Het is een liedje over dromen en teleurstellingen, maar ook over het genieten van het moment.