Er zijn twee hoofdcategorieën spiergroepen: grote spiergroepen en kleine spiergroepen. Grote spiergroepen zijn diegene die het grootste oppervlak van het lichaam beslaan, zoals de borstspieren, rugspieren en beenspieren. Kleine spiergroepen zijn diegene die een kleiner oppervlak beslaan, zoals de biceps, triceps en kuiten.
Grote spiergroepen
- Borstspieren (pectoralis major en minor)
- Rugspieren (latissimus dorsi, trapezius, erector spinae)
- Beenspieren (quadriceps, hamstrings, bilspieren)
Kleine spiergroepen
- Schouderspieren (deltoids)
- Biceps (biceps brachii)
- Triceps (triceps brachii)
- Buikspieren (rectus abdominis, obliques, transversus abdominis)
- Kuiten (tibialis anterior, gastrocnemius, soleus)
Welke spiergroepen samen trainen?
Over het algemeen wordt aanbevolen om elke training één grote spiergroep centraal te stellen en daar kleinere spiergroepen mee samen te trainen. Dit is omdat het trainen van een grote spiergroep veel energie kost. Je lichaam heeft niet genoeg energie om in één training meerdere grote spiergroepen te trainen.
Enkele veelvoorkomende combinaties van spiergroepen zijn:
- Push: Borst, schouders en triceps
- Pull: Rug, biceps en buikspieren
- Legs: Benen (quadriceps, hamstrings, bilspieren) en kuiten
Uiteindelijk is de beste manier om spiergroepen samen te trainen afhankelijk van je individuele doelen, ervaringsniveau en trainingsschema. Als je een beginner bent, is het raadzaam om met een eenvoudig schema te beginnen en dit geleidelijk aan uit te breiden naarmate je sterker wordt.