De vraag “dit geneesmiddel remt of doodt micro-organismen” is te algemeen om een definitief antwoord te geven. Het hangt af van het specifieke geneesmiddel en het type micro-organisme.
Sommige geneesmiddelen, zoals antibiotica, doden micro-organismen door hun celwanden te vernietigen, hun DNA te beschadigen of hun eiwitsynthese te verstoren. Andere geneesmiddelen, zoals antivirale middelen, remmen de groei van micro-organismen door hun replicatie te verstoren of hun metabolisme te verstoren.
In het algemeen kunnen geneesmiddelen micro-organismen op de volgende manieren beïnvloeden:
- Bacteriën doden: Antibiotica, zoals penicilline en ciprofloxacine, doden bacteriën door hun celwanden te vernietigen. Dit leidt tot het uitlekken van inhoud uit de bacteriële cel, wat de cel uiteindelijk doodt.
- Bacteriën remmen: Antibiotica, zoals sulfonamiden en trimetoprim, remmen de groei van bacteriën door hun replicatie te verstoren. Dit leidt tot een vermindering van het aantal bacteriën in het lichaam, wat de infectie kan helpen genezen.
- Virussen doden: Antivirale middelen, zoals aciclovir en ribavirine, doden virussen door hun DNA te beschadigen. Dit leidt tot de vernietiging van het virus.
- Virussen remmen: Antivirale middelen, zoals neuraminidaseremmers en proteaseremmers, remmen de replicatie van virussen door hun metabolisme te verstoren. Dit leidt tot een vermindering van het aantal virussen in het lichaam, wat de infectie kan helpen genezen.
Het is belangrijk om te opmerken dat micro-organismen zich kunnen aanpassen aan geneesmiddelen, wat leidt tot resistentie. Dit betekent dat het geneesmiddel niet langer effectief is in het doden of remmen van het micro-organisme.