De oorspronkelijke betekenis van “dit is het land van de Filistijnen” is dat het gebied dat nu bekend staat als Israël en de Palestijnse Autoriteit, in de oudheid bewoond werd door een volk dat de Filistijnen werd genoemd. De Filistijnen waren een zeevarende volk dat zich aan het eind van het 2e millennium v.Chr. vanuit de Egeïsche Zee naar het zuiden van Kanaän vestigde. Ze stichtten vijf stadstaten: Askelon, Ashdod, Gaza, Ekron en Gath.
De uitdrukking “dit is het land van de Filistijnen” komt voor in de Bijbel, in het boek Genesis. In Genesis 21:34 wordt verteld dat Abraham in het land van de Filistijnen, in Gerar, woonde. In Exodus 15:14 wordt de uitdrukking gebruikt om te beschrijven het gebied dat het Israëlitische volk binnentrok na de uittocht uit Egypte.
In de moderne tijd wordt de uitdrukking “dit is het land van de Filistijnen” soms gebruikt om de Palestijnse claim op het gebied te onderstrepen. De Palestijnen beweren dat zij de rechtmatige erfgenamen zijn van de Filistijnen en dat zij daarom recht hebben op het gebied.
De exacte vertaling van de uitdrukking “dit is het land van de Filistijnen” in het Hebreeuws is “ze’eh aretz ha-peleshet”. De woorden “ze’eh” en “aretz” betekenen respectievelijk “dit” en “land”. Het woord “peleshet” is de Hebreeuwse naam voor de Filistijnen.
In het Nederlands kan de uitdrukking “dit is het land van de Filistijnen” dus worden vertaald als “dit is het land van de Filistijnen” of “dit is het land van de Peleset”.