De burgemeester van Amsterdam van 2001 tot 2010 was Job Cohen. Hij werd op 30 augustus 2001 benoemd door de gemeenteraad van Amsterdam en nam op 1 september 2001 het ambt van burgemeester op zich. Hij was de eerste burgemeester van Amsterdam van joodse afkomst sinds 1940.
Cohen was voor zijn benoeming tot burgemeester van Amsterdam onder meer werkzaam als secretaris-generaal van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staatssecretaris van Justitie en burgemeester van Rotterdam.
Als burgemeester van Amsterdam stond Cohen onder meer voor de volgende uitdagingen:
- De moord op Theo van Gogh in 2004, die leidde tot onrust in de stad. Cohen speelde een belangrijke rol in het herstel van de rust en het versterken van het tolerantieklimaat in Amsterdam.
- De toenemende criminaliteit in de stad, met name in de wijken Slotervaart en Bos en Lommer. Cohen voerde een harde aanpak van de criminaliteit in, maar zette zich ook in voor preventieve maatregelen.
- De groei van de stad, met name door de immigratie van buitenlanders. Cohen zette zich in voor een inclusieve samenleving, waarin iedereen zich thuis voelt.
Cohen werd in 2010 herkozen als burgemeester van Amsterdam, maar trad in 2010 per direct af om zich kandidaat te stellen voor het lijsttrekkerschap van de Partij van de Arbeid. Hij werd opgevolgd door Eberhard van der Laan.
Cohen wordt gezien als een van de meest succesvolle burgemeesters van Amsterdam in de recente geschiedenis. Hij speelde een belangrijke rol in het herstel van de rust na de moord op Theo van Gogh, en zette zich in voor een inclusieve samenleving.