In een klein dorpje woonde een familie van pestkoppen. De vader, moeder en twee kinderen waren allemaal gemeen en wreed. Ze pesten iedereen die ze tegenkwamen, zowel kinderen als volwassenen.
De kinderen van de familie waren de ergste. Ze waren altijd op zoek naar manieren om anderen te kwetsen. Ze maakten grapjes om anderen te laten huilen, ze namen speelgoed af van andere kinderen en ze sloegen en trapten anderen.
De andere kinderen in het dorp waren bang voor de familie. Ze vermeden ze zoveel mogelijk. De volwassenen in het dorp waren ook bang voor de familie. Ze wisten dat ze niets konden doen om hen te stoppen.
Op een dag kwam er een nieuw meisje naar het dorp. Het meisje heette Sara en ze was anders dan de andere kinderen. Ze was vriendelijk en behulpzaam. Ze was niet bang voor de familie van de pestkoppen.
Sara weigerde zich te laten pesten door de familie. Ze stond voor zichzelf en ze vocht voor de andere kinderen. Ze leerde de kinderen dat ze niet bang moesten zijn voor de pestkoppen.
De familie van de pestkoppen was boos op Sara. Ze probeerden haar te pesten, maar Sara liet zich niet gek maken. Ze bleef vriendelijk en behulpzaam.
Na een tijdje begonnen de pestkoppen te veranderen. Ze begonnen te begrijpen dat Sara gelijk had. Ze stopten met pesten en begonnen vriendelijker te zijn tegen anderen.
Het dorp werd een gelukkiger plek. De kinderen waren niet meer bang en de volwassenen konden weer rustig ademhalen. Het was allemaal te danken aan Sara, het meisje dat de pestkoppen had geleerd om aardig te zijn.
Einde
Deze verhaal is een metafore voor het belang van vriendelijk zijn tegen anderen. Zelfs de meest gemene mensen kunnen veranderen als ze liefde en vriendelijkheid ontvangen.