Winnie de Poeh vindt honing het allerlekkerst. Hij is er zo dol op dat hij zelfs een liedje over honing heeft geschreven:
Honing, honing, zo lekker en zo zoet, Honing, honing, ik ben er dol op. Honing, honing, ik kan er niet genoeg van krijgen, Honing, honing, het is mijn favoriete eten.
In de boeken en tekenfilms van Winnie de Poeh wordt hij vaak gezien terwijl hij honing eet. Hij vindt het heerlijk om honing uit een potje te lepelen, maar hij is ook niet vies van het eten van honing uit een boom.
In het boek “De Kleine Beer Winnie de Poeh” gaat Winnie de Poeh op zoek naar honing. Hij komt terecht in het huis van de Wezel, die hem veel honing geeft. Winnie de Poeh is zo blij dat hij een liedje zingt:
Wezel, Wezel, hoe fijn dat je bestaat, Wezel, Wezel, je bent een ware vriend. Je hebt me honing gegeven, En dat is het allerlekkerst.
Winnie de Poeh is dus een echte honingliefhebber. Hij zou het liefst de hele dag honing eten.